
Tijd dat Nederland creativiteit uit de diaspora serieus neemt – het zit vol economisch potentieel
Tijd dat Nederland creativiteit uit de diaspora serieus neemt – het zit vol economisch potentieel
Nederland staat voor grote structurele uitdagingen om haar innovatiekracht te behouden én te versterken. Als antwoord presenteerde het kabinet onlangs een ambitieus actieplan: in 2030 moet 3% van het bruto binnenlands product worden geïnvesteerd in research & development. Een terechte en noodzakelijke ambitie.
Toch ontbreekt wat. Eén van de meest innovatieve, toekomstgerichte krachten die Nederland in huis heeft – ‘the culture’, een term die ik voor het eerst hoorde via Daily Paper-medeoprichter Jefferson Osei – komt in het plan niet voor. En dat is een gemiste kans van formaat.
Diasporische levensstijl
Natuurlijk hebben we techtalent nodig. Maar wie innovatie enkel zoekt in laboratoria, universiteiten of start-ups, kijkt te beperkt. Innovatie floreert óók – en steeds vaker – in een ander ecosysteem: dat van makers, creatieve ondernemers en visionairs met een diasporische levensstijl. ‘The culture’ vond zijn wortels in de hiphopscene, maar is inmiddels veel meer dan dat. Het is een wereldwijd gedeelde mentaliteit, een vorm van systeemvernieuwing die drijft op samenwerking, expressie, invloed en ondernemerschap.
Binnen ‘the culture’ vloeien artistieke expressie, technologische vernieuwing, maatschappelijke betrokkenheid en economische creativiteit naadloos samen. Juist in die kruisbestuiving schuilt een enorm potentieel – een potentieel dat in Nederland nog nauwelijks wordt benut.
Sterker nog, ‘the culture’ loopt hier tegen structurele barrières aan – zowel in de publieke infrastructuur als in de private investeringswereld weten ze vaak niet hoe ze met deze vorm van innovatie moeten omgaan. Kijk naar Duran Lantink, een van de meest vooruitstrevende modeontwerpers van deze tijd, werd afgelopen week eindelijk ook in Nederland erkend met het Cultuurfonds Mode Stipendium. Lantink werd al internationaal gevierd om zijn samenwerkingen met sterren als Janelle Monáe, Beyoncé en Doja Cat, én is sinds kort creatief directeur bij Jean Paul Gaultier. Een succesverhaal, zeker. Maar óók een gemiste kans.
Erkenning van creatieve kracht
In de Volkskrant zei Lantink: ‘Het Nederlandse subsidiesysteem biedt nauwelijks ruimte aan mode.’ Terwijl internationale modehuizen zoals Louis Vuitton wél begrijpen wat ‘the culture’ waard is. Pharrell Williams werd er aangesteld als creatief directeur en onlangs werkte het nauw samen met Air Afrique, een duidelijke erkenning van de creatieve kracht uit de hiphop- en diasporacultuur. Franse huizen vissen actief in deze creatieve vijver – dezelfde vijver waarin ook Duran Lantink zwemt, samen met Nederlandse vernieuwers als Abderrahmane Trabsini (Daily Paper), Laïla Aziz (Kayat) en Marga Weimans. Makers die, ieder op hun eigen manier, laten zien hoe diep de invloed van diasporische creativiteit reikt.
En de vijver is rijk gevuld. Denk aan Matthias Scheek (Sonos), Ali Niknam (bunq), Atilla en Gunay Uslu (Corendon), Rahma el Mouden (MAS Dienstverleners Groep) en Eben Badu (The New Originals). Ondernemers met wortels in diasporische culturen, die geen bedrijven bouwen volgens het boekje, maar nieuwe systemen creëren. Zij innoveren niet aan de zijlijn van de economie, maar precies in het hart ervan.
Economisch potentieel
Gelukkig beweegt er iets. Het Cultuurfonds stelde recent €1,5 mln beschikbaar voor makers in ‘the culture’ – een betekenisvol gebaar. Het is een eerste erkenning dat hier iets belangrijks gebeurt. Maar laten we eerlijk zijn: dit bedrag staat in geen verhouding tot bereik, invloed en economische potentieel van ‘the culture’.
Als Nederland zijn innovatiepositie werkelijk serieus neemt, dan is het tijd om verder te kijken dan R&D in de klassieke zin. Het is tijd om ‘the culture’ structureel mee te nemen in innovatiebeleid, ondernemersbeleid én investeringsagenda’s.
Niet als randverschijnsel, maar als kern. Want wie investeert in ‘the culture’, investeert niet alleen in creativiteit, ondernemerschap en diversiteit, maar in de toekomst van Nederland.