Nationale Parken moeten ontwikkelingsgericht karakter krijgen

Nationale Parken moeten ontwikkelingsgericht karakter krijgen

Bij het aanwijzen van nieuwe Nationale Parken moet het niet alleen gaan om het beschermen van mooie plekken maar om het vermogen van deze gebieden actief bij te dragen aan duurzaamheid en maatschappelijke opgaven, betoogt Kathleen Ferrier.

Recent bracht de Commissie van Vollenhoven het rapport  ‘Nationale Parken van Wereldklasse’ uit. Daarin worden vijf gebieden aangewezen met ‘internationale unieke waarden van natuur, landschap en cultureel erfgoed’. Deze zijn robuuster en grootschaliger zijn dan de meeste huidige nationale parken en ook heeft de commissie een integrale benadering gehanteerd, waarbij de meerwaarde zit in de combinatie van natuur, landschap en cultuurhistorie . De Nederlandse Unesco Commissie verwelkomt deze benadering.

Betere rentmeesters

Het is overduidelijk dat onze huidige natuurbescherming dringend aandacht behoeft. Met de decentralisatie van het natuurbeleid in 2011 hebben het beheer en de kwaliteit van de natuur en biodiversiteit in Nederland sterk ingeboet. De 21 Nationale Parken in Nederland zijn veelal van beperkte omvang en daardoor niet in staat te fungeren als natuurlijke buffers (denk aan de stikstofproblematiek) of om ecologisch juist beheerd te worden.

Het idee dat we toe moeten naar grotere, robuustere natuurgebieden, waar geen hek omheen gaat, maar waar juist de plek in de samenleving - natuur als onderdeel van recreatie, landbouw, wonen, etc. – kan helpen de betekenis van onze natuurgebieden te vergroten. Zo kunnen we betere rentmeesters worden en beter beleid voeren om de gebieden te beschermen én duurzaam te ontwikkelen.

Unesco Werelderfgoed als meetlat

In deze aanpak waarin de relatie tussen de natuur en mens leidmotief is, moeten we dus verder kijken dan natuurbescherming alleen. Dit levert echter wel vragen op bij de keuze van de commissie van Vollenhoven om de criteria van Unesco werelderfgoed als meetlat te gebruiken voor het aanwijzen van de vijf gebieden. De Unesco werelderfgoedcriteria zijn namelijk ontworpen voor gebieden die bescherming genieten en die in grote mate ‘op slot’ zitten, met strikte beheersimplicaties. Zo wordt, zeker bij natuurlijk werelderfgoed, de mens altijd beschouwd als een bedreigende factor. Dit staat haaks op het karakter van de Nederlandse Nationale Parken ‘nieuwe stijl’, waar de invloed van de mens juist erkend wordt en gebieden in hun maatschappelijke context worden geplaatst.

Met het hanteren van de Unesco werelderfgoedcriteria als meetlat loopt de commissie Van Vollenhoven het risico dat zij een verkeerd signaal afgeeft, dat er een stolp over deze gebieden moet komen. Terwijl het karakter van de nieuwe parken juist ontwikkelingsgericht is. Ze hebben een opgave, een missie. Werelderfgoedstatus zegt niets over het vermogen van deze plekken om te fungeren als motor van duurzame ontwikkeling en bij te dragen aan maatschappelijke opgaven zoals woningnood, de landbouwtransitie, of biodiversiteitsverlies.

Laten we ons niet blindstaren op de werelderfgoedstatus, maar beginnen met het beheer van deze bijzondere gebieden goed te regelen.
– Kathleen Ferrier –

Duurzaamheidscriteria

We zouden dus niet alleen moeten kijken naar de mooiste en uitzonderlijkste gebieden, maar ook naar hun maatschappelijke en duurzaamheidsmissie. Unesco kent, naast werelderfgoed, ook andere internationale gebiedsaanduidingen – Unesco geoparken en Unesco biosfeergebieden. Net als werelderfgoederen kenmerken zij zich door de betekenis die zij hebben voor de wereld en het voorbeeld dat zij zijn voor anderen. Maar ze bieden een extra perspectief: de gebieden committeren zich aan het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (de SDGs) van de Verenigde Naties. Juist de aandacht voor maatschappelijke opgaven maakt deze gebieden Unesco-waardig en de SDG’s zouden dan ook een aanvulling moeten zijn op het bestaande toetsingskader.

Internationale validatie

Bovendien, om internationale criteria écht te laten werken, moet het nationaal beheer van de gebieden op orde zijn en dat is momenteel niet het geval. Werelderfgoed leunt op nationale wetgeving en beschermingsmechanismen. Die zijn in Nederland uiterst zwak– nationale parken kennen geen juridische beschermingsstatus, en natuur en landschap hebben weinig prioriteit op de nationale beleidsagenda. Internationale validatie is pas zinvol als het nationale beheer op orde is.

Laten we ons niet blindstaren op de werelderfgoedstatus, maar beginnen om op nationaal niveau het beheer van deze bijzondere gebieden goed te regelen. Waarbij we niet alleen inzetten op behoud en bescherming, maar ook – waar de commissie van Vollenhoven terecht op wijst – op het actief inzetten van deze gebieden bij de aanpak van maatschappelijke opgaven en duurzaamheidsvraagstukken.

Loading...