Werelderfgoedstatus is niet zomaar een bijkomstigheid

Werelderfgoedstatus is niet zomaar een bijkomstigheid

In Nederland wordt de werelderfgoedstatus te vaak beschouwd als een leuke bijkomstigheid. Goed voor de marketing, hinderlijk voor de plannen, vindt Koosje Spitz, naar aanleiding van de ophef over de nieuwbouw van het Ronald McDonaldhuis in Utrecht.

Ik sla het magazine van het Ronald McDonald Kinderfonds open. Met een brok in mijn keel lees ik de verhalen van gezinnen die troost en een warm thuis vonden in moeilijke tijden. Heel herkenbaar, want ook in mijn eigen kennissenkring en familie is de betekenis van het Ronald McDonaldhuis maar al te goed bekend. Juist daarom steun ik het fonds. Ik stuit op een hartenkreet aan de Provincie Utrecht. Blauw omkaderd wordt beschreven hoe de nieuwe locatie van het Huis de dupe lijkt te worden van bureaucratische regels. 

Ik vind de oproep ingewikkeld. Want dit gaat ook mijn werk aan. Ik denk aan de vele berichten in de media de afgelopen weken. Vanwege de herinrichting van de noordzijde van het Utrecht Science Park en de plannen voor de verbetering van het Ronald McDonaldhuis, is nieuwbouw noodzakelijk. Van de verschillende opties, koos men voor de locatie binnen de grenzen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, ook nog eens het smalle en kwetsbare deel. Het gebied is genomineerd voor de Unesco Werelderfgoedlijst. De voorbereidingen daarvoor zijn al zo’n twintig jaar terug in gang gezet. 

De plannen voor de nieuwbouw van het Huis staan on hold. Teleurgestelde reacties volgen. Er wordt gesproken over de lange tenen van Unesco. Een petitie volgt om de gemeenteraad op andere gedachten te brengen. In mijn ogen gaat er hier iets fundamenteel mis. De indruk ontstaat dat de betrokken overheden en de VN-organisatie het plan bewust willen dwarsbomen. Alsof de maatschappelijke betekenis niet wordt gevoeld. Het gaat hier niet om de wil van een specifieke ambtenaar, kleingeestigheid of gebrek aan visie. Aan de bureaucratische regels waarnaar wordt gewezen, ligt het internationaal recht ten grondslag. Daar kan je simpelweg niet omheen.
 

“Vanuit de werelderfgoedgedachte is het verlies van uitzonderlijk erfgoed een verlies voor de hele wereld”
– Koosje Spitz –

De situatie in Utrecht is er een van vele. Of het nou gaat om nieuwbouw, een verbindingsweg, een nieuwe woonwijk, gaswinning of juist een windmolenpark. Het zijn allemaal plannen die antwoord bieden op een prangend maatschappelijk probleem, van klimaatverandering tot woningschaarste. De druk op onze fysieke leefomgeving is groot. Tegelijkertijd is ervoor gekozen ook monumenten, archeologische vindplaatsen en landschappen in Nederland voor toekomstige generaties te willen beschermen. Dat schuurt. 

Vanuit de werelderfgoedgedachte is het verlies van uitzonderlijk erfgoed een verlies voor de hele wereld, omdat de betekenis ervan verder reikt dan de landsgrenzen. Nederland heeft dit samen met nog 193 andere landen afgesproken, om te voorkomen dat erfgoed onder druk van ontwikkelplannen, gewapend conflict of nalatigheid onomkeerbaar wordt aangetast of zelfs verloren gaat. Het belang van werelderfgoed overstijgt dus het nationale belang. 

In Nederland wordt de werelderfgoedstatus te vaak beschouwd als een leuke bijkomstigheid. Goed voor de marketing, hinderlijk voor de plannen. De noodzaak tot bescherming is echter geen vrijblijvendheid. Landen zijn daartoe verplicht. Een internationale erkenning, brengt ook een verantwoordelijkheid met zich mee. Daar moeten we ons in Nederland meer van doordrongen zijn. Een fort van de Hollandse Waterlinies onderscheidt zich na inschrijving op de Werelderfgoedlijst in betekenis niet van de Notre Dame of de Pyramides van Gizeh. Nergens ter wereld tref je erfgoed zoals deze. Ga daar niet lichtzinnig mee om. 

Ik draag het Ronald McDonaldhuis een warm hart toe, dat zal ik blijven doen. Maar ik ga ervan uit dat alle betrokkenen begrijpen dat het erfgoed niet de dupe mag worden van nieuwbouwplannen. Gelukkig hebben we de bureaucratische regels nog.

Loading...