Nederlands werelderfgoed in het nauw

Nederlands werelderfgoed in het nauw

Het zijn zware tijden voor beheerders van Nederlands werelderfgoed. Op last van het RIVM hebben verschillende erfgoedsites hun deuren moeten sluiten. En dat heeft grote financiële gevolgen, want de meeste sites halen hun inkomsten uit kaartverkoop, de organisatie van evenementen en hun souvenirwinkel.

Inkomsten die normaal gesproken ten goede komen aan beheer, onderhoud en restauratie van het erfgoed. Molencomplex Kinderdijk bijvoorbeeld, loopt door de sluiting miljoenen euro’s mis, die broodnodig zijn om de molens in goede staat te houden.

Het is een misvatting dat Unesco of het ministerie van Cultuur de beheerders van ruime financiële steun voorzien. Integendeel. Beheerders van Nederlands werelderfgoed, variërend van stichtingen, gemeenten maar ook bedrijven en particulieren, doen dit vooral op eigen kracht.

Mooie initiatieven

Met kunst en vliegwerk proberen de tien werelderfgoedsites in ons land en Curaçao het hoofd boven water te houden. Tegelijkertijd zie je mooie initiatieven ontstaan om in deze tijden van ‘zoveel mogelijk thuis blijven’ toch een vorm van toegang te geven tot deze plekken van uitzonderlijke waarde. Fort Pampus, onderdeel van de Stelling van Amsterdam, geeft je via een reeks vlogs een uniek inkijkje in de geschiedenis en het reilen en zeilen van het fort. Je kunt er digitaal rondwandelen, maar ze bezorgen ook ‘pampuspakketten’ om thuis te genieten van het lekkers dat het eiland te bieden heeft.

Dwaalfilm en Ecomare bieden de mogelijkheid om de Waddenzee van dichtbij te bewonderen door gebruik van digitaal beeldmateriaal en een webcam. Museum Schokland toont exposities en collectiestukken online, waaronder haar grootste schat, een 4000 jaar oude voetstap. Ook aan kinderen die thuis moeten blijven wordt gedacht. Zo kunnen ze digitaal op expeditie op het eiland. Het Woudagemaal in Lemmer organiseerde een wedstrijd waarin kinderen een eigen stoomgemaal in elkaar konden knutselen.

Financiële noodhulp

De Nederlandse Unesco Commissie pleit voor een steunpakket voor de culturele sector. Noodhulp van de overheid, zoals een overbruggings- en garantiefonds kan schade aan de erfgoedsector voorkomen. Immers, zoals ook uit Kinderdijk blijkt, zorgt erfgoed direct en indirect voor tal van banen en veel lokale bedrijvigheid. Cees van der Vlist, directeur van Kinderdijk, stelt: “Naast de 61 betaalde medewerkers, zijn er zo’n 225 vrijwilligers aan onze stichting verbonden. Ondersteuning is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de sector kan overleven en van waarde kan blijven voor leefbaarheid, educatie en economie in de samenleving”. 

De Commissie verwelkomt het noodpakket dat minister van Engelshoven op 15 april voor de hele culturele sector aankondigde, waarin onder meer de leenfaciliteit voor monumenteneigenaren wordt verhoogd. Het is echter de vraag of deze maatregel antwoord biedt op de grote uitdagingen waar de werelderfgoedsites momenteel voor staan.

Vrijwilligers

De grote afhankelijkheid van vooral oudere vrijwilligers bestaat in de hele sector. Deze ouderen zijn een kwetsbare groep. Zelfs als de deuren weer open mogen, zullen velen van hen uit voorzorg of om gezondheidsredenen thuisblijven, waardoor de erfgoederen straks vele handen gaan missen. Vrijwilligers zijn een belangrijke graadmeter voor het maatschappelijk belang en draagvlak van erfgoed. Men is bereid om tijd en energie te steken in het behoud en het toegankelijk maken van deze uitzonderlijke plekken.

Lokale kennis mogelijk verloren

De betekenis van werelderfgoed beperkt zich niet tot het fysieke materiaal. Ze vormen belangrijke hubs voor kennis en onderzoek. De Molens van Kinderdijk kunnen niet zonder de kennis en betrokkenheid van de molenaars. Daarnaast worden alle restauratie- en onderhoudsprojecten door vak- en ambachtslieden uitgevoerd, gespecialiseerde bedrijfjes. Kinderdijk moet inkomsten houden om het onderhoud en de restauratieprojecten te kunnen betalen. Als dit niet gebeurt, komt het werk van de ambachtslieden in gevaar en gaat op de lange termijn kennis verloren.

Zonder lokale inzet en kennis, is het lastig voor beheerders om hun sites operationeel te houden en het behoud op lange termijn te kunnen garanderen. Het is juist de lokale inzet die ervoor zorgt dat Nederland de internationale afspraken om goed voor het werelderfgoed te zorgen, kan nakomen. Dat moet je koesteren, ook in crisistijd.

Internationaal perspectief

Bijna 90 procent van alle werelderfgoedsites is geheel of gedeeltelijk gesloten vanwege de coronacrisis. Deze plekken zijn niet alleen belangrijk om historische, culturele of religieuze redenen, maar ook als bron van inkomsten voor lokale mensen. Gidsen, eigenaren van kleine winkeltjes, medewerkers van hotels, cafés en restaurants in en rondom het werelderfgoed, taxichauffeurs en uiteraard lokale beheerders komen door de crisis financieel in de knel. Daarnaast wordt het dagelijks onderhoud en restauratiewerkzaamheden veelal gefinancierd uit de ticketverkoop. Zonder bezoekers valt deze bron van inkomsten weg, waardoor de staat van het erfgoed achteruitgaat.

Deze crisis raakt niet alleen de lokale gemeenschappen verbonden aan het erfgoed, maar ook het erfgoed zelf. De gevolgen zullen nog lange tijd voelbaar zijn. De uitzonderlijke waarde van werelderfgoed is grensoverschrijdend. Juist nu is samenwerking belangrijker dan ooit. Unesco vraagt aandacht voor het belang van cultuur. Het is geen bijzaak, het is noodzaak, het is van ons allemaal. #Unite4Heritage

Loading...